De briljante toneelschrijfster Adrienne Kennedy schreef een boek genaamd "Mensen die naar mijn toneelstukken leidden". Als ik een boek zou schrijven, zou het heten: "Kunstenaars die mijn exposities leidden", want mijn werk om kunst te begrijpen en cultuur te begrijpen, ontstond door kunstenaars te volgen, te kijken wat kunstenaars betekenen en wat ze doen en wie ze zijn. Jay Jay van "Good Times", (Applaus) betekenisvol voor veel mensen vanwege "dyn-o-mite", maar misschien nog betekenisvoller als de, echt, eerste zwarte kunstenaar op prime-time tv. Jean-Michel Basquiat, belangrijk voor me, want de eerste zwarte kunstenaar in het echte leven die me de mogelijkheid liet zien van wie en waarin ik me ging begeven. Mijn overkoepelende project gaat over kunst, specifiek over zwarte kunstenaars, heel algemeen over de wijze waarop kunst kan veranderen hoe we over cultuur en onszelf denken. Mijn interesse gaat naar kunstenaars die geschiedenis begrijpen en herschrijven, die over zichzelf denken binnen het verhaal van de grotere kunstwereld, maar die nieuwe plekken hebben geschapen die we kunnen zien en begrijpen. Ik laat hier twee kunstenaars zien: Glenn Ligon en Carol Walker, twee van velen die voor mij de essentiële vragen oproepen die ik naar de wereld wilde brengen als curator. Ik was geïnteresseerd in het idee waarom en hoe ik een nieuw verhaal kon creëren, een nieuw verhaal in de kunstgeschiedenis en een nieuw verhaal in de wereld. Om dit te doen, wist ik dat ik moest kijken naar de werkwijze van kunstenaars, het atelier van de kunstenaar zien als laboratorium, dan het museum heruitvinden als denktank en de expositie zien als het ultieme witte canvas, dat vragen stelt, de ruimte biedt om te kijken en denken over vragen. In 1994, toen ik curator was bij het Whitney Museum, stelde ik een expositie samen genaamd "Black Male". Ze keek naar het snijpunt van ras en geslacht in hedendaagse Amerikaanse kunst. Ze trachtte uit te drukken hoe kunst ruimte kon bieden aan dialoog, gecompliceerde dialoog, dialoog met vele, vele aanknopingspunten, en hoe het museum de ruimte kon zijn voor deze wedstrijd van ideeën. De expositie toonde meer dan 20 kunstenaars van verschillende leeftijden en rassen, die allemaal naar "zwarte mannelijkheid" keken vanuit een heel bepaald standpunt. Deze expositie was belangrijk omwille van de manier waarop ze mij in mijn rol betrok als curator, als katalysator voor deze dialoog. Eén van de dingen die heel duidelijk gebeurden tijdens deze expositie was dat ik geconfronteerd werd met het idee hoe krachtig beelden kunnen zijn en menselijk begrip van zichzelf en elkaar. Ik laat je twee werken zien, het rechter van Leon Golub, het linker van Robert Colescott. In de loop van de expositie, die polemisch en controversieel was en uiteindelijk mijn leven veranderde, in mijn notie van wat kunst kan zijn, kwam er een vrouw naar me toe om haar zorg te uiten over de aard van hoe krachtig beelden konden zijn en hoe we elkaar begrepen. Ze wees op het werk links en vertelde hoe problematisch dit werk was, omdat het voor haar te maken had met het idee van hoe zwarte mensen werden weergegeven. Ze wees op het beeld rechts, als een voorbeeld van de soort waardigheid die zou moeten worden geportretteerd om tegen die beelden in de media te werken. Ze gaf deze beelden toen een raciale identiteit, en zei eigenlijk tegen me dat het beeld rechts duidelijk door een zwarte kunstenaar gemaakt was, en het werk links duidelijk door een blanke kunstenaar. In feite was het omgekeerde het geval. Bob Colescott, zwarte kunstenaar, Leon Golub, een blanke kunstenaar. Het punt daarvan was voor mij, in die ruimte, op dat moment, te zeggen dat ik echt, meer dan iets anders, wilde begrijpen hoe beelden konden werken, hoe ze werkten, en hoe kunstenaars een grotere ruimte beschikbaar stelden dan we kunnen indenken in ons dagelijks leven, om met deze beelden te werken. Snel vooruit: ik beland in Harlem, thuis van zwart Amerika voor velen, sterk het geestelijke hart van de zwarte beleving, de plek waar de hele Harlem Renaissance zich afspeelde. Harlem nu, dat uitweidt en nadenkt over zichzelf in dit deel van de eeuw, terugkijkt en vooruitkijkt. Ik zeg altijd dat Harlem een interessante gemeenschap is omdat, in tegenstelling tot veel andere plekken, het aan zichzelf denkt in het verleden, heden, en de toekomst tegelijkertijd. Niemand praat erover enkel in het nu. Het is altijd wat het was, en wat het kan zijn. Bij die gedachte dan mijn tweede project, de tweede vraag die ik stel. Kan een museum een katalysator zijn in een gemeenschap? Kan een museum kunstenaars een thuis bieden en ze verandering laten brengen terwijl gemeenschappen zichzelf heruitvinden? Dit is Harlem, dat op 20 januari op een prachtige manier over zichzelf nadenkt. Ik werk nu bij het Studio Museum in Harlem, en denk na over exposities daar, over wat het betekent om de mogelijkheden van kunst te ontdekken. Wat betekent dit voor enkelen van jullie? In sommige gevallen, weet ik dat velen van jullie betrokken zijn in multi-culturele dialogen, betrokken in ideeën van creativiteit en innovatie. Denk aan de plaats die kunstenaars daarin kunnen innemen. Dat is de soort incubatie en steun waar ik naartoe werk, met jonge zwarte kunstenaars. Denk aan kunstenaars, niet als scheppers van inhoud, hoewel ze daarin briljant kunnen zijn, maar, wederom, als werkelijke katalysatoren. Het Studio Museum is in de late jaren '60 gesticht. Ik vermeld dit omdat het belangrijk is deze praktijk in de geschiedenis te plaatsen, te kijken naar 1968, het ongelofelijk historische moment dat het is, en te denken aan de boog van gebeurtenissen sedertdien, aan de mogelijkheden waarin we vandaag mogen staan. Stel je voor dat dit museum voortkwam uit een moment van groot protest, en dat het zozeer gaat over het onderzoeken van de geschiedenis en de nalatenschap van belangrijke zwarte kunstenaars aan de kunstgeschiedenis van dit land, zoals Jacob Lawrence, Norman Lewis, Romare Beardon. En dan, natuurlijk, terugkomen naar vandaag. In 1975 gaf Mohammed Ali een lezing aan de Harvard-universiteit. Na zijn lezing stond een student op en zei: "Geef ons een gedicht". Mohammed Ali zei: "Ik, Wij". Een veelbetekenende uitspraak over het individu en de gemeenschap. De ruimte waarin nu, in mijn project van ontdekken en nadenken over kunstenaars, van pogingen tot definitie van wat de zwarte culturele kunstbeweging van de 21ste eeuw zou kunnen zijn. Wat dat zou kunnen betekenen voor culturele bewegingen overal momenteel. Dat "Ik, Wij" lijkt ongelofelijk vooruitziend, totaal belangrijk. Met dat doel was het specifieke project dat dit mogelijk maakte voor me, een serie exposities die allemaal beginnen met een F, "Freestyle", "Frequency" en "Flow" , die ten doel hadden de jonge, zwarte kunstenaars die nu werken te ontdekken en te definiëren. Ik ben zeker dat ze de nog vele jaren in de toekomst zullen blijven werken. Deze serie exposities is specifiek gemaakt om te trachten te bevragen wat het zou betekenen, nu, op dit moment in de geschiedenis, om kunst als katalysator te zien. Wat het nu, op dit moment in de geschiedenis, betekent terwijl we cultuur, zwarte cultuur, in mijn geval, maar cultuur in het algemeen, definiëren en herdefiniëren. Ik benoemde deze groep kunstenaars rond een idee, dat ik naar buiten bracht, genaamd post-zwart. Bedoelde ze te definiëren als kunstenaars die nu beginnen met werken, terwijl ze teruggaan in de geschiedenis, maar nu beginnen, historisch gezien. Het is in deze notie van ontdekking dat ik een nieuwe set vragen opwerp. Die nieuwe set vragen is: wat betekent het, momenteel, om zwart te zijn in Amerika? Wat kan kunst hierover zeggen? Waar kan een museum bestaan als de plek waar wij allemaal deze discussie hebben? Het meest spannende hiervan is het denken over de energie en spanning die jonge kunstenaars kunnen meebrengen. Hun werk gaat voor mij over, niet altijd slechts over de esthetische innovatie die hun geesten verbeelden, die hun visies creëren en de wereld in sluizen, maar nog belangrijker misschien, door de opwinding van de gemeenschap die ze creëren als belangrijke stemmen die ons toestaan nu onze situatie te begrijpen, en ook in de toekomst. Ik ben voortdurend verbaasd over de manier waarop het onderwerp 'ras' zichzelf kan voeren naar plekken waarvan we ons niet voorstellen dat het er zou zijn. Ik ben altijd verbaasd door de manier waarop kunstenaars bereid zijn dat te doen in hun werk. Het is de reden waarom ik naar kunst kijk. Het is de reden waarom ik vragen stel aan kunst. Het is de reden waarom ik exposities maak. Nu, deze expositie, zoals ik zei: 40 jonge kunstenaars, gedaan gedurende 8 jaar. Voor mij gaat het over het beschouwen van de implicaties. De implicaties beschouwen van wat deze generatie de rest van ons te zeggen had. Beschouwen wat het betekent voor deze kunstenaars om in de wereld te zijn, wanneer hun werk reist, maar in hun gemeenschappen, als mensen die zien en denken over de dingen waartegenover we staan. Het is ook denken over de creatieve geest, en die voeden. Je voorstelling, met name in stedelijk Amerika, van de voeding van die geest. Nu, waar leidt dit allemaal naartoe? Voor mij gaat het over het opnieuw voorstellen van deze culturele conversatie in een internationale context. Dus de laatste versie van dit project heette "Flow", met het idee om een echt netwerk te creëren van kunstenaars rond de wereld, die werkelijk kijken, niet zozeer van Harlem naar buiten, maar over en weer. Flow keek naar kunstenaars die geboren waren op het Afrikaanse continent. Zoals velen van ons denken over dat continent en nadenken over wat het betekent voor ons allemaal in de 21ste eeuw, ben ik begonnen met kijken door kunstenaars, door kunstwerken, en door me voor te stellen wat ze ons kunnen vertellen over onze toekomst en wat ze creëren in hun notie van ons deze mogelijkheid te geven dat continent te zien opdoemen als onderdeel van onze grotere dialoog. Dus wat ontdek ik wanneer ik naar kunstwerken kijk? Waaraan denk ik wanneer ik denk over kunst? Ik voel dat mijn voorrecht om curator te zijn, niet slechts de ontdekking van nieuw werk is, de ontdekking van spannend werk, maar in werkelijkheid was het wat ik over mezelf ontdekte, en wat ik kan aanbieden in de ruimte van een expositie, om over schoonheid te praten, over macht, over onszelf, en om met elkaar te praten. Dat is wat me elke dag doet opstaan en aanzet tot denken over deze generatie zwarte kunstenaars en kunstenaars over de hele wereld. Dank je wel.